Archive for februari 2011

Worrelnootjes werken kalmerend tegen anaconda’s

Op een dag gingen twee mensen op vakantie in Noord-Afrika. Ze stapten in het vliegtuig. Het vliegtuig steeg op.
‘Ik hoor gesis,” zei een van de mannen.
Toen zei een steward: “Dat is een van onze slangen.”
Toen zei een van de mannen: “Wat? Zitten er slangen in dit vliegtuig?”
“Rustig maar,” zei de steward. “Ze zitten in een streng beveiligde doos.”
Toen kroop stiekem een indiaanse spuugcobra uit een van de dozen. En toen de spuugcobra op drie meter afstand van de piloot stond, spuugde hij gif op hem af. Toen opeens viel de piloot neer.
Toen zei een van de mannen: “Wat is er met de piloot gebeurd?”
Toen zei de steward: “We hebben een dokter aan boord.”
Toen gingen ze met de piloot naar de dokter.
De dokter keek binnen in het lichaam van de piloot en zag een vergiftigde cel. Toen zei de dokter: “De piloot is vergiftigd.”
“Hoe kan de piloot nou vergiftigd zijn?” vroeg Sikko, een van de mannen.
“Nou, ik heb nog… ach nee, dat kan niet,” zei de steward.
“Wat, wat dan?”
“Nou, ik heb een indiaanse spuugcobra. Die kan toch nooit uit zo’n streng beveiligde doos komen.”
“Heeft die doos wel beveiliging?” zei Sikko.
“Nee, eigenlijk niet, nee. Maar ik weet dat die spuugcobra er niet uit kan,” zei de steward.
“Wat, jij hebt geen beveiliging in je doos gedaan?”
“Nee,” zei de steward, “maar ik heb het deksel toch super strak dicht gedaan.”
“O, waarom hoor ik dan gesis?” zei Sikko.
“Dat is vast van een van de slangen.”
“O, waarom zie ik dan een slangenstaart?”
“Wat, de spuugcobra is ontsnapt. Wat moeten we doen???”
“Ssssssssssssssss.”
“Nu die spuugcobra ons gevonden heeft, op 7 meter afstand van hem staan, want in dit boek staat dat de indiaanse spuugcobra, de spuugcobra die daar dus staat, je op 3 meter afstand kan vergiftigen. Dus als wij op 7 meter afstand staan, dan kan hij ons niet raken met zijn gif.”
“En als hij dichter bij komt?’
‘Je hebt gelijk, we moeten een supersnelle actie vertonen. Snel… snel piloot, stuur!”
Jirp jirp jirp jirp jirp jirp.
“Waar is de piloot?” vroeg de steward.
“Die is vergiftigd. Wist je nog?”
“O, dan moet jij dus sturen, steward.”
“Wat? Maar als ik stuur, crashen we.”
“Het lijkt erop dat er niks anders op zit.”
“Oké, ik stuur, Ivor, maar je zult wel zien in hoe grote ellende we komen.”
“Maakt niet uit als we door jou in de problemen komen. Als je nu niet meteen stuurt komen we in grotere problemen dan jij je kan voorstellen.”
“Oké dan. Daar gaat ie dan.”
“Doe het snel of we moeten straks afscheid van het leven nemen.”
“Oké. Jaag me niet zo op. O, was het links rechts of rechts links. O nee, ik weet het niet meer.”

Crash, kuch, kuch.

“Jij bent de allerslechtste vliegtuigbestuurder van de wereld.”
“Wees blij dat ik de slechtste vliegtuigbestuurder van de wereld ben. Als ik de slechtste vliegtuigbestuurder van het heelal was, dan waren we nu al dood geweest … en van jou moest ik sturen. Maar ik had ook niet verwacht dat het zo ernstig was.”
“O ja, maar… stop, ruzie brengt ons niet thuis,” zei Ivor.
“Dat klopt, sorry,” zei Sikko.
“Het spijt me,” zei de steward, “Ik ga even in het vliegtuig kijken of er iets is dat ons kan redden.”
“Hoezo, het vliegtuig is zo goed als kapot.”
“Maar ik ga gewoon kijken of iets ons kan ophalen. Ah, een telefoon . Hallo, hallo, dit is Rollolahser. Spreek ik met het vliegveld? Stuur een vliegtuig om ons op te halen. Oké, oké, oké, dan hang ik nu op. Oké, ik heb het vliegveld gesproken. Ze halen ons op.”
“Yes, we zijn gered.”
“Wo wo wo wo wo, niet meteen zo opgewonden zijn. Dit moeras is best ver van het vliegveld vandaan, dus het zal wel even dur…”
Sssssssssss.
“Ivor, sis niet als ik praat.”
“Dat was ik niet.”
“Maar als jij het niet was, wie dan wel?”
Ssssssssssrrrrrraaaaaaaaaaaaaaaaa.
“Aaaaaaaaaaaaaaah, wat is dat?”
“Een anaconda, de zwaarste slang van alle slangen.”
“He, ik weet iets. Ik ga naar het vliegtuig.”
“Wat moeten wij dan doen?”
“O, gewoon zorgen dat je die anaconda niet stoort. O, wat moet ik nou doen wacht eens even, ik heb toch nog een voorraad worrelnootjes. Ha, eet dit kraak dat smaakt toch stukken beter dan mensenvlees.”
“Wo, hij kruipt weg. Hoe heb je dat geflikt?”
“Gewoon, in mijn boek staat dat worrelnootjes anaconda’s kalmeren.”

Anaconda

Dit programma wordt mede mogelijk gemaakt door Jalsens worrelnootjes. Ze zijn heerlijk.

“Cool. Staat er nog meer in je boek?”
“Ja, weet je het verschil tussen een ringslang en een adder?”
“Ja, de adder is giftig en de ringslang niet.”
“Goed zo. Het is al laat en we moeten slapen.”
Ze gingen naar het vliegtuig maar daar lag een hele lading slangen.
“We kunnen dus niet in het vliegtuig slapen.”
“Nee,” zei de steward. “We moeten in het moeras slapen. Hoe komen we hier ooit weg?”
“Geen zorgen, het vliegtuig komt morgen.”

“Sikko, ik ben wakker.”
“Ik ook.”
“Ik ook.”
“Ik ook. Laten we ons opsplitsen. Ik ga op een afstand slangen bestuderen.”
“Ik ga fruit zoeken.”
“En ik ga bamboestokken zoeken en boombladeren om een tent te bouwen.”

We gaan nu over naar wat de steward aan het doen is.

“Zucht. Waarom kan ik nou toch geen ringslang vinden. Hee, is dat een ringslang? Nee, dat is een struisvogel.”
Knor knor.
“Hee, wie knort daar?” Aaaaaaaaaaaaah! Een wild zwijn!”
Hap.
“Ho, wat was dat? Een boa. Oké, ik schrijf even op dat een boa constrictor een heel zwijn op kan.”

Ondertussen is Ivor bezig om een tent te bouwen.

“O, ik kan niet bij de bladeren. Hee, volgens mij heb ik er een. O, ik hou het niet meer, Aaaaaaaaaaaah! O, ik ben net niet op m’n stuitje gevallen. Aaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaah! O, ik zit helemaal onder de bladeren. Wacht eens even, onder de bladeren? Ik heb bladeren gevonden. Oké. Nu hoef ik alleen nog bamboestokken te vinden. Zou daar bamboe zijn? Ja, ik pak het even. Hee, hoor ik daar gegrom?”
Grauw.
“Aaaaaaaaah! Een boze panda beer. Wacht eens even, ik moet hem gewoon naar het vliegtuig lokken.”
Ondertussen, toen Ivor bij het vliegtuig was, werd de pandabeer opgegeten.
“Zucht, dat ging nog maar net goed. Gelukkig heb ik bamboe. Nu moet ik alleen de tent nog bouwen en klaar.

Nu gaan we kijken wat Sikko aan het doen is.
“Zucht, het enige wat ik kan vinden zijn plantjes. Ik wil plantjes met fruit en mango’s. Ha! Mango’s! Ik neem ze mee. Dat is raar. Ik dacht dat ik een gorilla hoorde. Ach, vast niet.”
Maar Sikko hoorde het geluid nog een keer en nu 10 keer zo hard.
“Wacht eens even. Dat verbeeld ik me niet. Aaaaaaaaaaah! Een gorilla!”
Maar tijdens dat Sikko wegrende, botste de gorilla tegen een palmboom aan.
“Zucht, dat ging maar net goed.”

Tijdens dat de steward in een struik zat, zei hij, “Ik ga maar eens kijken naar Ivors hut.” Stap stap stap stap stap stap stap stap stap stap stap stap stap stap stap stap stap stap stap stap stap. “Ivor heeft best een goede hut gemaakt. Ja, best wel.”
Opeens hoorde hij een geluid. “Wat is dat? We gaan kijken. Een vliegtuig. Dat is het vliegtuig dat ons zou ophalen. Hee, komen jullie nog? Oké.”
Wat later.
“Hoe lang duurt het nog tot we bij het vliegveld zijn?”
“Nog 7 kilometer.”
7 Kilometer later we zijn er eindelijk.
“Nu is dat grote avontuur afgelopen. Maar nu ben ik wel al mijn slangen kwijt. Ach ja, dit avontuur heeft toch bewezen dat ik niets meer heb met slangen, en trouwens, alles is weer oké.”

The end

De schrijver aan het werk

De demonen ontsnappen

Op een dag in een arm klein stadje genaamd Azie liep een burger heel vrolijk door het stadje.

En zelfs een gekke geestenbezweerder was vrolijk. Hij danste om zijn lampen heen, tot opeens er een verschrikkelijk monster uit een van die olielampen kwam. Het monster had ook kleren van de Tweede Wereldoorlog aan. De geestenbezweerder vluchtte zo snel hij kon en hij riep rond: “Demonen! Demonen!”

Het hele dorp keek naar de ontsnapte demon en riep heel hard. “Wegwezen uit ons dorp of we jagen je eruit!” riepen de burgers met hun hooivorken en fakkels.
De demon zei: “Jullie krijgen mij er nooit uit.”
“Heus wel,” zei een moedige jongen genaamd Jimmie.
“En de demon zei: “Aha, jij wordt op de brandstapel gelegd.”
“Er word hier niemand op de brandstapel gelegd,” zei een premiejager.
Toen zei een jongen tegen de demon: “Wij moeten vrede sluiten.”
“Jij gaat lekker dood!” riep de demon.

Toen ging de jongen dood en de andere lamp begon te trillen. Er kwam nog een demon uit en toen begon de derde lamp te trillen en daar kwam ook een demon uit.
Toen zeiden de demonen: “Pas maar op, want wij hebben sterke krachten, waardoor wij de burgemeesters worden!”
Een groep premiejagers zaten met zijn allen te overleggen. Een van de premiejagers zei: “We kunnen nooit van ze winnen. Ze zijn te sterk om te doden. Maar een premiejager zei: “We kunnen ze heus wel aan. Ze zijn maar met zijn drieën en wij zijn met zijn zessen, dus we kunnen ze heus wel aan.”
“Maar,” riep een van de demonen, “kom allemaal. Ik heb een belangrijke mededeling. Wij, de demonen, kunnen ons vermenigvuldigen, dus jullie burgers, worden uitgeroeid en binnenkort heersen wij over de wereld. Dat was het dan. Ga nu maar weg.”
De burgers en de premiejagers liepen naar hun huizen. De premiejagers verzonnen een slim plan, want een van de premiejagers las in zijn mythische-wezens-boek en las dat demonen niet tegen uien kunnen.

Een premiejager kwam aan bij de demonen en zei: “Ik heb een heel groot cadeau voor allen demonen. Toen gooide hij de schaal met uien naar alle demonen en de demonen stierven. De demonen riepen net voordat ze dood gingen: “Het was allemaal een list. De premiejagers wisten dat wij niet tegen uien kunnen. Aaaaaaaaaaaaaaaaaaah!!!”

Alles was weer goed.

The End

De grote koningin Floppy is ontvoerd

De onderdaan bracht koningin Floppy een grote schaal natvoer. Helaas was koningin Floppy er niet. De bedienden zochten overal, maar ze konden koningin Floppy nergens vinden.

De bedienden brulden heel hard: “Koningin Floppy! Uwe majesteit, uw eten is klaar!”

Maar helaas reageerde ze op de roep van geen enkele slaaf. Toen moest helaas die gekke kluizenaar koning worden. Hij maakte altijd spiegels en eetbakjes voor Zijne Hoogheid.

“Wat zijn uw wensen, Uwe hoogheid?” vroeg een onderdaan aan de gekke kluizenaar die nu koning was.
De koning sprak: “Ik schakel een ridder in om koningin Floppy te redden.”
“Wacht, kunt u niet beter de prins vragen of hij koningin Floppy kan redden?” vroeg de joker, die met trillende benen de kamer van de koning kwam binnenstormen.
“Trek jij mijn bevel in?” riep de koning.
“O, hemeltje, nee. Ik trek uw bevel niet in!”
“En dan ook nog liegen,” zei de koning. “Genoeg! Voer die joker aan de wurgslangen!”
“Nee, alstublieft! Ik deed alleen maar een voorstel. Maar als u dat niks kan schelen, dan is dat goed,” zei de joker, “maar laat me leven, alstublieft. Ik heb vier kinderen en een vrouw.”
“Zorg dat hij ophoudt,” zei de koning. “Maar mischien is het wel een goed idee om de pr… prins er bij te halen, slaaf. Wie had dit geweldige idee?”
“De joker.”
“De joker?” vroeg de koning verbaasd. “Haal de joker hierheen,” zei hij.
Toen de slaaf met de joker aankwam kreeg de koning alleen nog wat botten en een jokerpak te zien.
“Slaaf, toon de joker.”
“Hier is hij dan.”
“Slaaf, toon de joker.”
“Ja, zei de slaaf. “Hier is hij.”
“Ik zie alleen maar wat botten en een pak.”
“Nee, u ziet het verkeerd. Dit is de joker,” zei de slaaf.
“Mijn ogen hebben het nooit mis en zien dat dit afgebroken skeletstukken zijn en een dof pak,” zei de koning. “Natuurlijk, de wurgslangen hebben hem op gegeten. Natuurlijk,’ zei de koning. “Stuur de prins hier.”
“U wou me spreken?” zei de prins.
“Ja,” zei de koning. “Prins, gij krijgt een missie. Uw missie is koningin Floppy redden.”
“Ligt koningin Floppy niet lekker in haar bed,” vroeg de prins.
“Nee, ze is ontvoerd door de gemene tovenaar Rico.”

De prins ging op pad. Daar zag hij een oud huisje met een schoorsteen uit 1992 die nog al erg veel rookte. Toen wist de prins het zeker. Het was het huisje van de tovenaar.
De prins stormde binnen en riep: “Geef koningin Floppy terug!”
“Oké, maar op een voorwaarde. Jullie geven mij recht op de troon, omdat ik recht heb om koning te worden. Alleen dan geef ik koningin Floppy terug.”
“Goed, je krijgt je wereldheerschappij,” zei de prins. “Kom maar naar het koninkrijk, dan word je gekroond.”

De tovenaar ging mee en toen zei de prins: “Sluit die schurk op,” riep de prins.
“Ik begrijp het niet,’ zei de tovenaar, die snel werd op gesloten.
De tovenaar riep: “Jij, jij hebt me erin geluisd!”
“Dat klopt,” zei de prins.
En de tovenaar zat opgesloten en koningin Floppy was weer koningin en de kluizenaar was weer een kluizenaar. Alles was weer goed. Maar de kluizenaar dacht wel even aan het moment hoe het was om koning te zijn en dacht aan de verwennerij. had hij toch maar niet de prins moeten sturen en gewoon koning moeten blijven. Nou ja, voor de rest was alles goed.

The End

Het dappere aapje


Er was eens een dapper aapje. Hij woonde in een gelukkig dorpje en er was een diamant die het dorpje tegen alles beschermde. Maar op een dag ging het aapje bij de Toendijes -diamant kijken maar er was geen Toendijes-diamant en het aapje had al een idee wie die diamant had gestolen. Het was de demon! Het aapje ging op pad maar hij wist hem niet te vinden. Toen groef hij. Hij groef zo ver… Opeens kwam hij bij een fossiel van een diplodokus. Die diplodokus had een kist in zijn bek. In die kist zat een kaart. Op die kaart stond hoe je op de pijnberg van de demon kon komen. Hij volgde en hij volgde. Opeens kwam hij bij een pijnberg. Zou het de pijnberg zijn die hij zocht? Hij keek op de kaart en ja, het was de pijnberg die hij zocht. Hij klom en hij klom en uiteindelijk was hij er. Hij liep in de donkere grot.

Toen kwam hij bij de gevaarlijke klif en schreeuwde: ‘demon ben je daar?’
Boem! De demon kwam en hij zei: ‘wat moet je? Wie ben je? ‘
‘Ik ben het aapje en jij hebt de Toendijes-diamant van mijn dorpje af gepakt.’ ‘Nou en,’ zei de demon.
‘Nou en? Die diamant is de enige diamant die zorgt dat ons dorpje wordt beschermd. ‘
‘In dat geval kan ik jullie dorpje lekker overnemen. Ha ha ha ha ha!’
‘Dat nooit, zei het aapje. Geef die diamant terug!’
‘Probeer hem maar van me af te pakken. Hij is te groot, hij is te sterk.’

Wacht, hij heeft een zwak punt en dat is zijn oog. Het aapje sprong recht op het oog van de demon af. Toen schreeuwde de demon hard. Zelfs god hoorde de demon. De demon gaf zich over en gaf de diamant aan het aapje. Toen was het aapje de held van zijn dorpje. Toen was alles weer goed. `

The end