Op een dag gingen twee mensen op vakantie in Noord-Afrika. Ze stapten in het vliegtuig. Het vliegtuig steeg op.
‘Ik hoor gesis,” zei een van de mannen.
Toen zei een steward: “Dat is een van onze slangen.”
Toen zei een van de mannen: “Wat? Zitten er slangen in dit vliegtuig?”
“Rustig maar,” zei de steward. “Ze zitten in een streng beveiligde doos.”
Toen kroop stiekem een indiaanse spuugcobra uit een van de dozen. En toen de spuugcobra op drie meter afstand van de piloot stond, spuugde hij gif op hem af. Toen opeens viel de piloot neer.
Toen zei een van de mannen: “Wat is er met de piloot gebeurd?”
Toen zei de steward: “We hebben een dokter aan boord.”
Toen gingen ze met de piloot naar de dokter.
De dokter keek binnen in het lichaam van de piloot en zag een vergiftigde cel. Toen zei de dokter: “De piloot is vergiftigd.”
“Hoe kan de piloot nou vergiftigd zijn?” vroeg Sikko, een van de mannen.
“Nou, ik heb nog… ach nee, dat kan niet,” zei de steward.
“Wat, wat dan?”
“Nou, ik heb een indiaanse spuugcobra. Die kan toch nooit uit zo’n streng beveiligde doos komen.”
“Heeft die doos wel beveiliging?” zei Sikko.
“Nee, eigenlijk niet, nee. Maar ik weet dat die spuugcobra er niet uit kan,” zei de steward.
“Wat, jij hebt geen beveiliging in je doos gedaan?”
“Nee,” zei de steward, “maar ik heb het deksel toch super strak dicht gedaan.”
“O, waarom hoor ik dan gesis?” zei Sikko.
“Dat is vast van een van de slangen.”
“O, waarom zie ik dan een slangenstaart?”
“Wat, de spuugcobra is ontsnapt. Wat moeten we doen???”
“Ssssssssssssssss.”
“Nu die spuugcobra ons gevonden heeft, op 7 meter afstand van hem staan, want in dit boek staat dat de indiaanse spuugcobra, de spuugcobra die daar dus staat, je op 3 meter afstand kan vergiftigen. Dus als wij op 7 meter afstand staan, dan kan hij ons niet raken met zijn gif.”
“En als hij dichter bij komt?’
‘Je hebt gelijk, we moeten een supersnelle actie vertonen. Snel… snel piloot, stuur!”
Jirp jirp jirp jirp jirp jirp.
“Waar is de piloot?” vroeg de steward.
“Die is vergiftigd. Wist je nog?”
“O, dan moet jij dus sturen, steward.”
“Wat? Maar als ik stuur, crashen we.”
“Het lijkt erop dat er niks anders op zit.”
“Oké, ik stuur, Ivor, maar je zult wel zien in hoe grote ellende we komen.”
“Maakt niet uit als we door jou in de problemen komen. Als je nu niet meteen stuurt komen we in grotere problemen dan jij je kan voorstellen.”
“Oké dan. Daar gaat ie dan.”
“Doe het snel of we moeten straks afscheid van het leven nemen.”
“Oké. Jaag me niet zo op. O, was het links rechts of rechts links. O nee, ik weet het niet meer.”
Crash, kuch, kuch.
“Jij bent de allerslechtste vliegtuigbestuurder van de wereld.”
“Wees blij dat ik de slechtste vliegtuigbestuurder van de wereld ben. Als ik de slechtste vliegtuigbestuurder van het heelal was, dan waren we nu al dood geweest … en van jou moest ik sturen. Maar ik had ook niet verwacht dat het zo ernstig was.”
“O ja, maar… stop, ruzie brengt ons niet thuis,” zei Ivor.
“Dat klopt, sorry,” zei Sikko.
“Het spijt me,” zei de steward, “Ik ga even in het vliegtuig kijken of er iets is dat ons kan redden.”
“Hoezo, het vliegtuig is zo goed als kapot.”
“Maar ik ga gewoon kijken of iets ons kan ophalen. Ah, een telefoon . Hallo, hallo, dit is Rollolahser. Spreek ik met het vliegveld? Stuur een vliegtuig om ons op te halen. Oké, oké, oké, dan hang ik nu op. Oké, ik heb het vliegveld gesproken. Ze halen ons op.”
“Yes, we zijn gered.”
“Wo wo wo wo wo, niet meteen zo opgewonden zijn. Dit moeras is best ver van het vliegveld vandaan, dus het zal wel even dur…”
Sssssssssss.
“Ivor, sis niet als ik praat.”
“Dat was ik niet.”
“Maar als jij het niet was, wie dan wel?”
Ssssssssssrrrrrraaaaaaaaaaaaaaaaa.
“Aaaaaaaaaaaaaaah, wat is dat?”
“Een anaconda, de zwaarste slang van alle slangen.”
“He, ik weet iets. Ik ga naar het vliegtuig.”
“Wat moeten wij dan doen?”
“O, gewoon zorgen dat je die anaconda niet stoort. O, wat moet ik nou doen wacht eens even, ik heb toch nog een voorraad worrelnootjes. Ha, eet dit kraak dat smaakt toch stukken beter dan mensenvlees.”
“Wo, hij kruipt weg. Hoe heb je dat geflikt?”
“Gewoon, in mijn boek staat dat worrelnootjes anaconda’s kalmeren.”
Dit programma wordt mede mogelijk gemaakt door Jalsens worrelnootjes. Ze zijn heerlijk.
“Cool. Staat er nog meer in je boek?”
“Ja, weet je het verschil tussen een ringslang en een adder?”
“Ja, de adder is giftig en de ringslang niet.”
“Goed zo. Het is al laat en we moeten slapen.”
Ze gingen naar het vliegtuig maar daar lag een hele lading slangen.
“We kunnen dus niet in het vliegtuig slapen.”
“Nee,” zei de steward. “We moeten in het moeras slapen. Hoe komen we hier ooit weg?”
“Geen zorgen, het vliegtuig komt morgen.”
“Sikko, ik ben wakker.”
“Ik ook.”
“Ik ook.”
“Ik ook. Laten we ons opsplitsen. Ik ga op een afstand slangen bestuderen.”
“Ik ga fruit zoeken.”
“En ik ga bamboestokken zoeken en boombladeren om een tent te bouwen.”
We gaan nu over naar wat de steward aan het doen is.
“Zucht. Waarom kan ik nou toch geen ringslang vinden. Hee, is dat een ringslang? Nee, dat is een struisvogel.”
Knor knor.
“Hee, wie knort daar?” Aaaaaaaaaaaaah! Een wild zwijn!”
Hap.
“Ho, wat was dat? Een boa. Oké, ik schrijf even op dat een boa constrictor een heel zwijn op kan.”
Ondertussen is Ivor bezig om een tent te bouwen.
“O, ik kan niet bij de bladeren. Hee, volgens mij heb ik er een. O, ik hou het niet meer, Aaaaaaaaaaaah! O, ik ben net niet op m’n stuitje gevallen. Aaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaah! O, ik zit helemaal onder de bladeren. Wacht eens even, onder de bladeren? Ik heb bladeren gevonden. Oké. Nu hoef ik alleen nog bamboestokken te vinden. Zou daar bamboe zijn? Ja, ik pak het even. Hee, hoor ik daar gegrom?”
Grauw.
“Aaaaaaaaah! Een boze panda beer. Wacht eens even, ik moet hem gewoon naar het vliegtuig lokken.”
Ondertussen, toen Ivor bij het vliegtuig was, werd de pandabeer opgegeten.
“Zucht, dat ging nog maar net goed. Gelukkig heb ik bamboe. Nu moet ik alleen de tent nog bouwen en klaar.
Nu gaan we kijken wat Sikko aan het doen is.
“Zucht, het enige wat ik kan vinden zijn plantjes. Ik wil plantjes met fruit en mango’s. Ha! Mango’s! Ik neem ze mee. Dat is raar. Ik dacht dat ik een gorilla hoorde. Ach, vast niet.”
Maar Sikko hoorde het geluid nog een keer en nu 10 keer zo hard.
“Wacht eens even. Dat verbeeld ik me niet. Aaaaaaaaaaah! Een gorilla!”
Maar tijdens dat Sikko wegrende, botste de gorilla tegen een palmboom aan.
“Zucht, dat ging maar net goed.”
Tijdens dat de steward in een struik zat, zei hij, “Ik ga maar eens kijken naar Ivors hut.” Stap stap stap stap stap stap stap stap stap stap stap stap stap stap stap stap stap stap stap stap stap. “Ivor heeft best een goede hut gemaakt. Ja, best wel.”
Opeens hoorde hij een geluid. “Wat is dat? We gaan kijken. Een vliegtuig. Dat is het vliegtuig dat ons zou ophalen. Hee, komen jullie nog? Oké.”
Wat later.
“Hoe lang duurt het nog tot we bij het vliegveld zijn?”
“Nog 7 kilometer.”
7 Kilometer later we zijn er eindelijk.
“Nu is dat grote avontuur afgelopen. Maar nu ben ik wel al mijn slangen kwijt. Ach ja, dit avontuur heeft toch bewezen dat ik niets meer heb met slangen, en trouwens, alles is weer oké.”
The end